Robert Voorhamme pleit voor onderwijsrevolutie

Schepen van Onderwijs in Antwerpen Robert Voorhamme pleit voor een nieuwe onderwijsrevolutie. Hij doet dat naar aanleiding van een studie in opdracht van de stad rond de effectiviteit van zittenblijven als pedagogische maatregel. Uit die studie blijkt dat zittenblijven op lange termijn erg nadelige gevolgen heeft. Omdat Antwerpen aanzienlijk meer kinderen met schoolachterstand telt dan het Vlaamse gemiddelde wil schepen Voorhamme de onderwijswereld ertoe aanzetten om na te denken over alternatieven.

Op korte termijn lijkt zittenblijven nog een gunstig effect te hebben: bissers halen betere resultaten dan hun jongere klasgenoten, leert de studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid in samenwerking met het Centrum voor onderwijseffectiviteit en -evaluatie aan de Katholieke Universiteit Leuven en onderwijsjurist Bengt Verbeeck van Universiteit Gent ons. Maar op langere termijn heeft zittenblijven eerder een negatief effect. In de hogere jaren scoren zittenblijvers minder goed dan oud-klasgenoten met gelijkaardige leerproblemen die normaal zijn doorgestroomd. Uit de HIVA-studie blijkt bovendien dat bissen er op lange termijn toe leidt dat leerlingen minder gemotiveerd zijn. Sterker nog: zittenblijvers beëindigen hun middelbare studies eerder zonder diploma dan ‘probleemleerlingen’ die nooit zijn blijven zitten.

‘Leerlingen zomaar laten overgaan is niet de oplossing’, beseft Robert Voorhamme. ‘Op die manier los je immers hun leerproblemen niet op. Maar de HIVA-studie geeft ook aan dat er andere manieren bestaan om dat te doen. Ik zie zittenblijven als een symptoom van ons huidig onderwijssysteem dat zich maar moeilijk kan aanpassen aan de groeiende heterogeniteit van de leerlingengroepen. Daarnaast loopt het onderwijs achter op de rest van de samenleving als het gaat om de implementatie van nieuwe technologieën.’

‘Een en ander heeft als effect dat het huidige onderwijssysteem nodeloos selectief is’, merkt Robert Voorhamme op. ‘Dat is in de eerste plaats frustrerend voor de kinderen zelf, maar ook voor de rest van de maatschappij, die moet kunnen rekenen op een bredere ontplooiing van talenten.’ De schepen van onderwijs acht het moment aangebroken om een derde onderwijsrevolutie in gang te zetten. ‘Daarbij is het absoluut nodig om het idee van homogene groepen te verlaten en in te zetten op een meer gedifferentieerde benadering’, beklemtoont hij.

Robert Voorhamme geeft toe dat hij als schepen alleen kan proberen om de neuzen in dezelfde richting te krijgen en een gemeenschappelijk project kan ondersteunen, zoals hij eerder deed met betrekking tot het spijbelgedrag. ‘Onderwijsinnovatie moet van onderuit komen, maar ik durf hopen dat de sector met mij het belang van een ander onderwijs inziet.’